Door Maarten van den Bos op 17 mei 2016

Startnota overheidsparticipatie

Op 19 november stemde de gemeenteraad in met ons initiatiefvoorstel overheidsparticipatie. https://lingewaard.pvda.nl/2015/11/24/meedoen-2/. Dat vroeg het college onder meer een avond te organiseren om over het thema door te praten en in samenspraak met de gemeenteraad aan de slag te gaan om te komen tot een beleidsnota over de verhouding tussen overheid en inwoner in onze gemeente. Die avond heeft inmiddels plaatsgevonden, we schreven er al eerder over. https://lingewaard.pvda.nl/2016/03/21/meedoen-3/. Inmiddels ligt er ook een zogenoemde startnota, een document waarin het college de gemeenteraad op de hoogte stelt van de voortgang. Startnotitie college Op dit document kan de raad weer reageren en dat hebben wij gedaan. Hieronder volgt onze analyse.

 

Korte reactie startnota overheidsparticipatie

 

Langs deze weg willen wij het college en de ambtelijke opstellers van het startdocument Ruimte voor inwonersinitiatieven graag danken voor het opstellen van de nota. Het is mooi te zien dat de uitvoering van het door de raad op 19 november vastgestelde besluit ter hand genomen is en dat er zorgvuldig wordt toegewerkt naar een beleidsplan. Het is goed dat uitvoerig de stand van zaken met betrekking tot de pilots is weergegeven. Dat geeft overzicht en schept helderheid. Daarbij is uiteraard wel de vraag te stellen naar de waardering van de pilots door betrokkenen en het tijdpad naar afronding en evaluatie. Een pilot is immers bedoeld als een proef, een leermoment. Vraag is dan ook of participanten nog aan het woord komen. Waar dat is gebeurd (pilot meedenken meedoenregeling) geeft dat een mooi beeld. Tegelijk roept het de vraag op waarom, wanneer er tevredenheid is bij de doelgroep over het meepraten over de regeling, dit gesprek eigenlijk niet gecontinueerd wordt.

 

Toch zijn er naar aanleiding van de nota ook zorgen, laten we er een drietal concreet maken. Ten eerste wordt in de nota aangegeven dat er in de startnotitie  Ruimte regelen kritiek was op de achterliggende analyse die het college ontleende aan de Raad voor het Openbaar Bestuur. Dat, zo lijkt u nu te concluderen, is niet zo erg omdat we uiteindelijk op dezelfde vraag uitkomen. Toch is het jammer dat de meer fundamentele discussie over de rol van de overheid (die, om het maar eens scherp te stellen, door het college nadrukkelijk gezien wordt als problematisch en door de PvdA nadrukkelijk als onderdeel van de oplossing) daardoor niet gevoerd wordt. Dit temeer omdat daarmee ook het punt dat het vaak bepaalde groepen mondige en betrokken inwoners zijn die met initiatieven komen wat achter de horizon verdwijnt. Hoe kan de gemeente mensen die wel graag een initiatief ontplooien of een goed idee helpen maar de weg nog niet zo goed kennen helpen? Daarom zouden wij in aanloop naar de beleidsnota toch graag zien dat nog eens wordt ingegaan op onze kritiek op de analyse van de ROB en de daaruit voortvloeiende  visie van het college.

 

Ten tweede zijn wij van oordeel van oordeel dat de vragen met betrekking tot de verhouding tussen overheid en inwoner veel meer omvatten dan spontaan initiatief alleen. Over de verhoudingen in het sociale domein en de fysieke leefomgeving (waar gezien de omgevingswet ook een en ander zal gaan veranderen) horen we (te) weinig. Gaat het nu om puur en alleen het beter omgaan met spontaan initiatief van inwoners of gaat het om de verhouding tussen overheid en inwoner in veel bredere zin? Voor ons gaat het om dat laatste, om een mentaliteitskwestie die verder gaat dan het bepalen of, waar en in hoeverre we zaken moeten ‘loslaten’. En hoe passen ondertussen de meer geformaliseerde vormen van inwonersinitiatief (denk aan de wijkplatforms) in dit alles. Daarover lezen we teleurstellend weinig. Tel daarbij het gevoel dat binnen zeker een aantal platforms leefde naar aanleiding van hun betrekkelijk geringe rol bij de voorbereiding van de avond afgelopen maart op en de conclusie is gerechtvaardigd dat er nog altijd te veel in verschillende sporen (de pilots en het project omgaan met inwonersinitiatieven enerzijds, de verhouding tot en het functioneren van de wijkplatforms anderzijds) gedacht wordt. Juist dat meersporenbeleid is met het raadsbesluit van 19 november in het achterhoofd naar ons oordeel achterhaald.

 

Ten derde constateren wij tot onze vreugde dat er een aantal punten gememoreerd in onze notitie Ruimte regelen een rol krijgen in het beleidsplan. Mede omdat u een aantal punten concreet aanhaalt, vinden wij het jammer dat u niet ingaat op de in Ruimte regelen geformuleerde concrete aanbevelingen met betrekking tot het wegnemen van bureaucratie rondom geformaliseerd initiatief, het veranderen en versterken van de rol van de gebiedscoördinator en de inzet op de samenhang tussen leefbaarheid, het sociaal domein en de fysieke leefomgeving. Wat we nu precies moeten verstaan onder ‘meenemen’ is en blijft vervolgens bovendien nog onduidelijk.

 

Ten slotte de dilemma’s. In uw aanbevelingsbrief geeft u aan dat dit discussiepunten zijn middels welke u de raad wil voorbereiden op in het beleidsplan te maken keuzes. Daarbij is weinig scherp wat nu de procesmatige verwachtingen hiervan zijn. Wanneer wij als raad bijvoorbeeld concluderen dat we georganiseerde groepen en instellingen willen doen meebewegen met initiatieven van individuen of groepen of juist niet (dilemma 6), wat zijn daar dan de gevolgen van? En hoe stellen we dat vast? In de praktijk komt het neer op een praatje in de Politieke Avond, waarna er een beleidsplan volgt. Dit is de raad informeren over dilemma’s of op zijn best de raad consulteren over de verschillende ideeën die er leven (op een PA kan de raad als geheel immers geen uitspraken doen), maar niet de raad vragen richting te geven na een politiek debat. Tegelijkertijd bevatten de dilemma’s wel degelijk politieke keuzes (denk aan de rol van de platforms zoals neergelegd in dilemma 4). Bovendien zijn wij van mening dat de dilemma’s dusdanig geformuleerd zijn dat er weinig zinnigs over te zeggen valt. Er zijn geen absolute uitersten. Bij dilemma 4 bijvoorbeeld, is de vaag niet of wij vinden dat de gemeente initiatiefnemers altijd in verbinding moet stellen met de platforms ter afstemming van een en ander, maar gaat het veel eerder om het feit dat de gemeente middels een vernieuwing van de rol van de gebiedscoördinatoren het mensen gemakkelijker zou moeten maken om elkaar te vinden, de rol van intermediair op zich moet durven nemen. Dat is de kern van de aanbeveling in Ruimte regelen.

 

Samenvattend zijn wij verheugd over het feit dat er een nota ligt en dat daarmee de uitvoering van het besluit van 19 november ter hand genomen is, maar stellen wij vast dat er nog grote verschillen liggen op het punt van de analyse van de verhouding tussen overheid en inwoner, de mate waarin het hier gaat om een concreet project of een bredere kwestie van mentaliteit en de mate waarin aanbevelingen uit Ruimte regelen ofwel worden overgenomen ofwel beargumenteerd terzijde gelegd worden. Ten slotte achten wij deze nieuwe notitie noch procesmatig recht doen aan de rol van de gemeenteraad, noch achten wij de dilemma’s een echte mogelijkheid richting te geven. Daarom nemen wij het stuk voor  kennisgeving aan en hopen wij dat in het beleidsplan hierboven gememoreerde zaken nadrukkelijker aandacht krijgen. In de tussentijd zullen we middels mondelinge en schriftelijke vragen de voortang van het proces blijven volgen en – wanneer daar aanleiding toe is – zullen we hierover ook het debat in de Raad aangaan.

Maarten van den Bos

Maarten van den Bos

Na acht jaar raadslidmaatschap werd Maarten van den Bos op 25 mei 2022 door de raad benoemd als wethouder Ruimtelijke Ordening, handhaving, duurzaamheid en milieu. Maarten werd op 8 september 1984 geboren in Rotterdam en woont inmiddels alweer zo’n 15 jaar met zijn gezin in Bemmel. Voor zijn wethouderschap was hij onder meer als historicus

Meer over Maarten van den Bos