Door Maarten van den Bos op 30 juni 2016

Algemene beschouwing Jaarstukken 2015, PvdA

Mevrouw de voorzitter,

Er is goed nieuws te melden. Goed nieuws, dat toch wat verstopt zit in de jaarstukken die we hier vandaag met elkaar bespreken. Maar toch, goed nieuws. Op pagina 133 van het jaarverslag over 2015 lezen we immers dat ‘we het financieel relatief goed doen in vergelijking met de andere Gelderse gemeenten’. Voorzitter, de vlag kan uit. Zeker in een jaar waarin we een stevig verlies moeten nemen op Glastuinbouwgebied Bergerden is er reden voor optimisme. En het feest gaat voort. Want wat weinigen dezer dagen lukt, lijkt wethouder Witjes klaar te spelen. Zij het met enige vertraging en enige beperking, onze accountant lijkt zijn zegen te geven aan de jaarstukken. En dat is betrekkelijk uitzonderlijk in een tijd waarin het verkrijgen van verantwoordingsinformatie van verschillende instellingen die zorg en ondersteuning geven aan onze inwoners niet altijd even gemakkelijk was.

Voorzitter, dit is een prestatie van formaat en het is op zijn plaats de wethouder zowel als de ambtelijke organisatie te complimenteren met dit resultaat. Het tekent bovendien dat de beheersing van kosten en het achter de broek zitten van organisaties ons college wel in de vingers zit. Maar daarmee zijn we er natuurlijk niet. Want het debat dat we hier vandaag openen met onze halfjaarlijkse oefening in voorleesvaardigheid, gaat over meer dan de gecontroleerde cijfers alleen. Het gaat in essentie om de vraag of wij als gemeenteraad van oordeel zijn dat we het afgelopen jaar iets hebben kunnen betekenen voor onze inwoners, dat mensen zich gesteund wisten door een lokale overheid die voor steeds meer onderdelen van hun leven medeverantwoordelijkheid draagt. Want de tijd dat de gemeente vooral het beheer had over stoeptegels en straatmeubilair is voorbij. Dat vraagt om een grondige vernieuwing van de wijze waarop de gemeente zichzelf ziet, de wijze waarop zij zich verhoudt tot haar inwoners en de wijze waarop de gemeente wordt bestuurd.

Verantwoording afleggen is een groot democratisch goed. Gedegen verantwoording maakt kwetsbaar, is een reflectie op alles wat het afgelopen jaar goed ging, maar ook op dat wat minder was of tegenviel. Verantwoording afleggen is als in de spiegel kijken. Dat is wellicht niet altijd prettig, maar wel nodig. Want alleen wanneer we gezamenlijk bereid zijn in alle eerlijkheid ook onze fouten te erkennen kunnen we het volgend jaar weer beter doen. Wie zijn feilen peilt, die vijlt zijn pijlen.

De vraag hoe het met dat peilen (met een korte ei) gesteld is in onze gemeente is van een ondubbelzinnig antwoord te voorzien: niet zo goed. Wie het jaarverslag grondig leest, komt vrijwel nergens de conclusie tegen dat de lokale overheid en haar bestuur het afgelopen jaar ook fouten hebben gemaakt. Het is het euvel van de moderne politiek: nooit toegeven. Het zijn de anderen, de omstandigheden. Het zat wellicht tegen, maar wij zaten goed. Nu kan die conclusie natuurlijk gerechtvaardigd zijn, maar erg waarschijnlijk is dat niet. Ook de overheid, ook het bestuur, maakt fouten en dat zal in Lingewaard niet anders zijn. Maar we vinden ze nergens terug. Denk maar aan de hele episode rondom het vertrek van de WMO-Adviesraad. Bij het lezen van de brief die het college schreef in reactie op het opstappen van de raad hoorden wij op de achtergrond al het geluid van talloze bezems. Met elke zin werd het eigen straatje nog wat schoner geveegd. Tot het blazoen zo was opgepoetst dat het terugtreden van de adviesraad het vermelden in het Jaarverslag niet eens meer waard bleek. De geschiedenis – zo wist Churchill al – wordt altijd geschreven door de overwinnaars.

In reactie op deze brief vroegen wij het college naar het lerend vermogen van de Lingewaardse overheid en wij stellen die vraag hier vandaag opnieuw. De Rekenkamer heeft in een stevige reactie op de Jaarstukken aangegeven dat, en ik citeer, ‘het jaarverslag 2015 niet goed geschikt (is) om als verantwoordingsdocument te dienen’. In mijn eigen woorden samengevat heeft de Rekenkamer vooral twijfels bij de waarde van de in het verslag opgebouwde causale ketens. De vraag in hoeverre ingezette financiële middelen de afgesproken beleidsdoelstellingen nu ook daadwerkelijk naderbij hebben gebracht wordt slechts in zeer beperkte mate beantwoord.

Nu was de hoge toon van de brief van de Rekenkamer wellicht niet nodig. De brief doet ons denken aan de klassieke bovenmeester die gewoon was de leerling bij onvoldoende werk een fikse tik op de vingers te geven, liefst met een houten liniaal. Zo ging dat vroeger en we zijn dat eigenlijk niet meer gewend. Wellicht is de reactie van het college daarom zo fel. Gelukkig wordt in een bijzin nog wel aangegeven dat het komend jaar gebruikt wordt om opnieuw een verbeterslag in de verantwoordingsinformatie te maken, maar de gekozen toon geeft weinig hoop. Opnieuw lijkt de reactie op kritisch meedenken vooral te bestaan in de ontkenning van het probleem. Opnieuw is het geluid van vele bezems niet ver weg, als u goed luistert hoort u ze nog in de verte de laatste restjes twijfel wegwerken, voorzitter.

Voorzitter, het valt ons op dat deze houding telkens terugkeert. Meedenken, het doen van kritische tegenvoorstellen, het komen met initiatieven en het stellen van vragen. Telkenmale komen ze ons en anderen te staan op een reactie die nou toch niet echt blijk geeft van de bereidheid in open debat te komen tot beter beleid ten dienste van onze inwoners. Elke kritische noot lijkt dit college vals in de oren te klinken, helaas. De Canadese filosoof en politicus Michael Ignatieff merkte ooit op dat alleen een werkelijk verstandig bestuur gebruik maakt van en staat voor de kracht en kwaliteit van de oppositie. Natuurlijk in de eerste plaats omdat men onderkend dat de rollen ooit ook weer omgedraaid kunnen zijn. Maar belangrijker nog omdat het bestuur zich realiseert dat gedegen controle van grote democratische waarde is, dat het debat een waarde in zichzelf vertegenwoordigd, ongeacht de uitkomst. Dat ook minderheden het verdienen serieus genomen te worden en dat ook de oppositie er zit ten dienste van de inwoners. Omdat het bestuur zich realiseert dat ook in de geledingen van de oppositie mensen zitten met kennis van zaken, misschien zelfs wel van die vermaledijde causale ketens. Mensen  met maatschappelijke ervaring en politieke ideeën die het waard zijn gewogen te worden.

Het is deze uitdaging die we het college, maar vooral de coalitiepartijen, graag voorleggen. Kiest u voor een echt debat, waarlijke en intensieve controle, scherpe keuzes en innovatieve ideeën. Kiest u voor debat over de inhoud, ruimte voor overleg, echte samenwerking. Kiest u ervoor gezamenlijk te staan voor aan ons als raad gedane toezeggingen en de uitvoering van door ons als raad genomen besluiten. Of kiest u ervoor zich blijvend tot stemvee te degraderen en ons als geheel tot niet meer dan een stempelmachine. We leggen u de keuze voor, vandaag en volgende week, en zien de uitkomst met spanning tegemoet.

Maarten van den Bos

Maarten van den Bos

Na acht jaar raadslidmaatschap werd Maarten van den Bos op 25 mei 2022 door de raad benoemd als wethouder Ruimtelijke Ordening, handhaving, duurzaamheid en milieu. Maarten werd op 8 september 1984 geboren in Rotterdam en woont inmiddels alweer zo’n 15 jaar met zijn gezin in Bemmel. Voor zijn wethouderschap was hij onder meer als historicus

Meer over Maarten van den Bos