Vandaag bespreken we de laatste begroting van deze Raadsperiode. Een begroting die gepresenteerd werd in jubelstemming. Leest u maar even mee in de prospectus de begroting in een oogopslag zoals die gepubliceerd werd in Het Gemeentenieuws. Er wordt geïnvesteerd, in wegen, in groen, in sport. En al die plannen kunnen ook nog eens uitgevoerd worden zonder de gemeentelijke lasten te verhogen. Sterker nog, de heffingen voor riool en afvalstoffen gaan zelfs omlaag. En voor de komende vier jaar staan in de begroting positieve cijfers.
Dat is iets om trots op te zijn, zo lezen we. En dat is natuurlijk ook waar. Maar het is niet het hele verhaal. Want wie iets beter naar deze begroting kijkt dan die ene oogopslag, ziet dat we ons niet rijk mogen rekenen. Nu niet en ook de komende jaren niet. Onze Algemene Reserve daalt tussen 2014 en 2020 namelijk met maar liefst 49 procent.[1] Tegelijk lazen we in deze begroting wederom dat investeringen uitbleven.[2] Daar gaven we ons geld dus blijkbaar niet aan uit. Ondertussen blijven lokale lasten hoog, zo constateren de rekenmeesters van de provincie. Voor de langere termijn is die combinatie zorgelijk, voorzitter, en ik ben benieuwd naar de reflectie van onze wethouder financiën op dit punt.
Ook inhoudelijk zijn er pijnpunten. Neem bijvoorbeeld de te verwachten tekorten op het terrein van werk en inkomen. In de tussentijdse rapportage werd al een tekort aangekondigd voor dit jaar, in de begroting lezen we dat we ook in 2018 geld tekort komen. Het college wijst hiervoor twee hoofdoorzaken aan. De Rijksoverheid met haar ‘verdeelmodel’ enerzijds en de groei van het aantal statushouders en mensen met een arbeidsbeperking anderzijds. Over de inzet van de gemeente lezen we ondertussen weinig. Want klagen over een tekort is een ding, een ambitieus actieplan formuleren om mensen aan het werk te helpen is duidelijk wat anders. Gelukkig werd onze motie bij de Kadernota, die onder andere vroeg om scenario’s voor de omgang met nieuwe doelgroepen in de participatiewet, unaniem aangenomen. We verwachten van het college voor het einde van dit kalenderjaar dan ook duidelijkheid over de inzet om mensen aan werk te helpen. Ik vraag het college hier toe te zeggen dat we daar in der daad nog op kunnen rekenen, voorzitter.
En dan duurzaamheid. De afgelopen jaren hebben we op dit punt als Lingewaard de doelstellingen die we hadden naar beneden bijgesteld en in lijn gebracht met het Nationaal Energieakkoord. Daar was op zichzelf niet zo veel mis mee, maar inmiddels is duidelijk dat er meer, veel meer moet gebeuren. In de begroting wordt vastgesteld dat momenteel zes procent van onze energie is opgewekt uit wind, waterkracht, zon of biomassa. In 2021 is dit opgelopen naar zeven procent. Dat is onvoldoende, voorzitter. En dan lezen we dat het college maar manmoedig blijft inzetten op een warmtenet, een idee dat door velen inmiddels verlaten wordt omdat het eerder duur dan duurzaam is, en we lezen dat onze gemeente zonder enige ervaring op dit punt onder eigen regie windmolens gaat ontwikkelen. Op een locatie die nota bene in een door de Provincie Gelderland betaald en door een onafhankelijk bureau uitgevoerd onderzoek dat in december 2016 werd gepubliceerd nog als niet optimaal werd omschreven.
Terwijl het college zich zodoende een complexiteit op de hals haalt die ons nog lelijk gaat opbreken, voorzitter, blijft het laaghangend fruit aan de bomen hangen. Hoewel onderzoek uitwijst dat de zogenoemde duurzaamheidslening praktisch niets, kost terwijl zij inwoners in staat stelt stappen te zetten om echt energie te besparen, wil het college haar niet invoeren. En hoewel onze woningcorporaties voorop lopen op het gebied van verduurzaming is er nog geen dialoog over de volgende stap: het van het gas af halen van die woningen. Dat is teleurstellend, en daarom dienen we – samen met GroenLinks en D66 – een amendement in om de duurzaamheidslening alsnog in te voeren, komen we met een motie die de dialoog met de corporaties moet opstarten over de volgende stap in de verduurzaming van de sociale woningvoorraad. Ook steunen we goede, praktische voorstellen van anderen die een duurzame toekomst stap voor stap echt naderbij brengen.
Ook in het sociaal domein, waartoe we volgens de PvdA ook veel nadrukkelijker wonen moeten rekenen, zien we eenzelfde houding. De pijnpunten worden in alle oprechtheid benoemd, denk aan de te verwachten oplopende tekorten in de jeugdzorg en het moeizaam realiseren van woningbouw, in zeker de kleine kernen. Maar creatieve oplossingen lijken ver weg, beleidsdocumenten blinken ondertussen uit in complexiteit. De ‘projecten’ die we ter uitvoering van het sociaal beleidsplan inzetten zijn nog weinig scherp. Daarom drie concrete voorstellen. Ten eerste willen we de mogelijkheid benutten om – bovenop regionale afspraken over aantallen woningen – tijdelijke woonruimte te realiseren zodat jongeren waar ze dat willen in de eigen kern een toekomst kunnen opbouwen. Ten tweede willen we de aanbesteding van de schuldhulpverlening aangrijpen om een vernieuwingsslag te maken in de manier waarop we als gemeente mensen met problematische schulden de helpende hand toesteken En ten derde willen we dat de gemeente op een vernieuwende manier gaat aankijken tegen partnerschap in het sociaal domein. Meer samenwerken via raamcontracten, coöperaties en langdurige subsidierelaties met organisaties waarin we geloven in plaats van terugkerende aanbestedingsrondes waarin we toch vooral kijken naar doelmatigheid en prijsbewustzijn. Op deze punten PvdA_motie_inkoop PvdA_motie_schulden PvdA_motie_tijdelijkwonen
Dit lijken kleine punten, voorzitter, maar ze staan voor iets groters. Ze gaan in tegen wat deze periode de ideologische kern van dit college is gebleken. Een overheid die vooral ruimte geeft, loslaat en uitgaat van de zelfstandige, zelfbewuste en mondige inwoners. Maar, voorzitter, die bestaan vooral op papier. In een briljante analyse van het moderne denken over de verhouding tussen overheid en inwoner heeft de aan Harvard werkzame politicoloog Yasha Mounk laten zien hoezeer het begrip individuele verantwoordelijkheid centraal is komen te staan in ons morele vocabulaire. Het vormt een centraal ijkpunt voor onze debatten over rechtvaardigheid en is toetssteen voor concreet beleid.
De diepgewortelde overtuiging dat mensen het beste voor zichzelf kunnen zorgen zien we overal terug, betoogd Mounk in zijn boek The age of responsability. Ook hier, in Lingewaard, in het centraal stellen van zelfredzaamheid en participatie. Er komen echter steeds meer aanwijzingen dat die denkwijze ook schaduwzijden kent en veel meer mensen dan we denken hebben juist een actieve, beschermende, sterke overheid nodig. Een overheid die niet loslaat, maar juist vastpakt, die naast mensen gaat staan. Om die reden heeft de PvdA de afgelopen jaren bij voortduring een ander beeld van de meest wenselijke lokale overheid naar voren gebracht en ook concrete voorstellen gedaan om dit ideaalbeeld een beetje meer werkelijkheid te maken. Dat blijven we de komende jaren graag doen, voorzitter.
Dan, ter afronding, terug naar deze begroting. Die straalt op het eerste gezicht daadkracht en positiviteit uit. En er zitten onmiskenbaar goede punten in, maar er zijn ook zorgen. Voornaamste zorg is het gevoel van machteloosheid dat soms tussen de regels door waarneembaar is. Creatieve oplossingen en concrete maatregelen lijken soms ver weg. Een aanwijzing voor die machteloosheid vonden we ook al in die begroting in een oogopslag. Daarin namelijk een overdaad aan uitroeptekens, door de journalist Henk Hofland ooit omschreven als ‘de gummiknuppel der machtelozen’. Juist daarom hebben wij hier vandaag een aantal aanzetten willen geven hoe onze lokale overheid samen met onze inwoners die machteloosheid kan overwinnen. Immers, voorzitter, problemen zijn altijd kleiner als je ze gezamenlijk te lijf gaat.
[1] Begroting 2015, pagina 208: Algemene Reserve per 01-01-2014: 39.054.000
Begroting 2018, pagina 152: Algemene Reserve per 31-12-2020: 19.882.400.
[2] Begroting 2018, p. 108. Dit is bijna een constante in onze P&C documenten, zie bijvoorbeeld Jaarstukken 2016, p. 129.